Veere Dronk

't Koffiehuis

 

't Koffiehuis

Markt 93
4361 AE Westkapelle

0118 570389

 

Een herberg aan de Zuidstraat en later, na de Tweede Wereldoorlog, een café aan de Markt 93 te Westkapelle.


Geschiedenis

1801
Bart Dikstaal

In 1801 koopt Bart Dikstaal (hij zat eerder in het Kasteel van Batavia) het koetshuis van de ambachtsheer aan de Zuidstraat in Westkapelle (zeeuwengezocht [1]) en begint een koffiehuis in het pand - hij zit in de zaak tot 1807.

1807
Jakob Maartense Brasser en Johanna Roelse

Jakob Maartense Brasser (zeeuwengezocht [2]) koopt in 1807 't Koffiehuis van Dikstaal. Aangezien Jakob ook dijkwerker is, komt het werk in het koffiehuis ook voor een groot deel voor rekening van echtgenote Johanna Roelse - het echtpaar zit 30 jaar in het koffiehuis.

1837
Lourus Willeboord Gabriëlse en Klara Huibregtse

In 1837 komen Lourus Willeboord Gabriëlse (zeeuwengezocht [3]) en echtgenote Klara Huibregtse in het koffiehuis - zij blijven tien jaar in de zaak.

1847
Jakob Lous en Leuntje Maria Lous

Jakob Lous wordt in 1847 de nieuwe eigenaar van 't Koffiehuis dat hij samen met echtgenote Leuntje Maria Lous uitbaat. Wanneer Jakob in 1868 overlijdt (zeeuwengezocht [4]) zet Leuntje de zaak nog twee jaar voort.

1870
Pieter Minderhoud en Maatje Minderhoud

Pieter Minderhoud trouwt in 1870 met Maatje Minderhoud (zeeuwengezocht [5] en wordt in dat jaar ook de nieuwe eigenaar van 't Koffiehuis. Wanneer herbergier Pieter in 1901 overlijdt (zeeuwengezocht [6]) doet Maatje Minderhoud de zaak over aan haar halfbroer Jakobus Minderhoud - ze overlijdt in 1934 (zeeuwengezocht [7]

1901
Jakobus Minderhoud

Jakobus Minderhoud (bijgenaamd Kobus van Plat) zit in 't Koffiehuis van 1901 tot 1928.

1927
Willeboord Westerbeke en Pieternella Brasser

Per 1 december 1927 is Willeboord Westerbeke (bijgenaamd Boordje de Kroeper) de nieuwe eigenaar van Het Koffiehuis - hij is in 1907 getrouwd met Pieternella Brasser (bijgenaamd Piete Semijn) (zeeuwengezocht [8]). Hoewel het koffiehuis in 1944 veel schade oploopt, lapt Boordje het op en blijft de zaak open. Maar niet voor lang, want het café moet plaats maken voor het marktplein en het nieuwe stadhuis. In mei 1948 opent Boordje een splinternieuw Koffiehuis op het adres Markt 93 - de zaak beschikt o.a. over een grote gelagkamer met toog en dansvloer, gastenkamers op de eerste verdieping en een inpandige kasteleinwoning. Boordje richt zich vanaf dan op de exploitatie van zijn garage annex auto- en fietsenhandel annex taxibedrijf dat naast het café was gevestigd en laat de horecapoot over aan zoon Janus en diens echtgenote.

1948
Janus Westerbeke en Kornelia Verhulst

In 1948 komt Janus (Jôôs) Westerbeke, samen met echtgenote Kornelia (Kee) Verhulst in de zaak van zijn ouders. Wanneer Jôôs in 1959 overlijdt zet Kee de zaak nog drie jaar voort.

1962
Joost Cijsouw en Johanna Cijsouw

Joost en Johanna (Wanne) Cijsouw komen in 1962 in het Koffiehuis en vanaf dat moment beleefd de zaak zijn tweede jeugd. Het café kreeg een grote rondlopende bar en een jukebox, kortom het was een disco voor het woord was gemunt - Joost en Wanne zitten tot 1971 in de zaak.

1971
Piet Huibregtse en Suzie Huibregtse

In 1971 nemen Piet en Suzie Huibregtse Het Koffiehuis over van de Cijsouw's - zij zaten eerder in de Montano-bar in Zoutelande en later in Ol en Bol in Oostkapelle en [De Zeeuwsche Mop]] in Zoutelande.

1976
Sjaak Mekes en Joke Mekes

Per 1 maart 1976 zijn Sjaak en Joke Mekes de nieuwe eigenaren van Het Koffiehuis - zij zitten later nog in De Capelle.

1988
Rudi van Hoepen

Rudi van Hoepen neemt Het Koffiehuis op 19 april 1988 over van de familie Mekes - hij blijft tot 1996 in de zaak. Na Van Hoepen volgt er een reeks goedwillende maar gemankeerde horecaffers schrijft Jan Kaland in zijn prachtige "Klaaglied om 't Koffiehuis" en het kwam niet meer goed met de zaak.

2003
Jan Brouwer

Jan Brouwer is wellicht eigenaar van het cafe, want hij woont op het adres Markt 93 in Westkapelle als het café "Het Koffiehuis" in 2003 executoriaal wordt verkocht.

2004
Jos Corsten en Marian Corsten

In december 2004 worden Jos en Marian Corsten de nieuwe eigenaren van 't Koffiehuis

2013
Jo Verhagen

De laatste kastelein in 't Koffiehuis is Jo "Nono" Verhagen - in 2013 sluit de zaak

Foto's

Meer afbeeldingen zijn te vinden op Het Koffiehuis/fotos.


Naamgeving

Bijzonderheden

  • In advertenties wordt de zaak wisselend vermeld als Het Koffiehuis en 't Koffiehuis - er is gekozen voor de eerste versie.
  • De zoon van Sjaak en Joke Mekes, Sebastiaan, zit in het Kasteel van Batavia.
  • Rudi van Hoepen's ouders Rob en Adriana van Hoepen-Westerbeke zaten in 't Raedthuijs.

Mooie verhalen

Jan Kaland / Ko Gabriëlse: Westkapelle Klaaglied om 't Koffiehuis

Het Koffiehuis ademt zwaar en moedeloos. Daar staat het nu, in de schaduw van het gemeentehuis, verscholen, verveloos en verlaten, geen waard en geen gasten. Een Palmbier- reclame veinst gastvrijheid. Maar maanden geleden sloot het horecabedrijf in het dorpshart zijn deuren. Onvoorstelbaar eigenlijk.

Ooit telde Westkapelle zo’n tien goedbeklante cafés, die uitnodigden tot de veelbeschreven kermisdweilpraktijk van de Westkappelaars. Nu het Koffiehuis dicht is, is er nog maar één.… Een café met een eeuwenoude traditie van gezelligheid, het brandpunt van het uitgaansleven, is verworden tot de rotte plek van de Markt. Is er nog hoop op redding?

Geschiedenis Het Koffiehuis bestaat als café in het dorpscentrum al dik twee eeuwen. In het jaar 1801, in de Franse tijd, kocht ene Bart Dikstaal, een herbergier die daarvoor al het Kasteel van Batavia had gedreven, het voormalige koetshuis van de buitenplaats van de ambachtsheer en begon daarin een koffiehuis. Het gebouw stond op de hoek van de Zuidstraat en de Papestraat, recht tegenover het stadhuis. Een ideale plek voor een dorpsherberg. Of Bart alleen koffie schonk, vermeldt de historie niet. Maar al rap was de herberg niet meer weg te denken uit het stadscentrum. In 1807 zag Bart Dikstaal het niet meer zitten en verkocht hij zijn zaak aan Jakob Maartense Brasser. Die kreeg van het stadsbestuur toestemming “om neering te doen als winkelier en te tappen voor den toog, benevens een coffykamer te frequenteren zoals de vorige eigenaar een aantal jaren herwaarts was begonnen”. Dat deed hij 30 jaar.

De opvolgers waren Lourus Gabriëlse en daarna Jakob Lous, die het 23 jaar volhield. In 1870 kwam het Koffiehuis in handen van Jakobus Minderhoud, bijgenaamd Platje, een welgestelde Westkappelse zakenman, die veel in onroerend goed investeerde. Huurder werd Andries Gabriëlse maar die moest in 1878 het veld ruimen voor Platjes dochter Maatje en haar man Pieter Minderhoud, in de volksmond Piet Lobbe genoemd. Kort nadat Maatje in 1901 weduwe was geworden deed zij het Koffiehuis, dat nu haar eigendom was, over aan haar halfbroer Jakobus Minderhoud, alias Kobus van Plat, die het café op zijn beurt rond 1928 verkocht aan Willeboord Westerbeke, alias Boordje de Kroeper. Boordje was een ambitieus ondernemer. Hij deed ook in fietsen en benzine en hij verbouwde de oude herberg grondig. Het gebouw kreeg een geheel nieuwe voorgevel met een uitnodigende ingang, fraai versierd met gemetselde biervaatjes. En Het Koffiehuis floreerde. Centraal gelegen, dagelijks geopend, stamcafé van vele Westkappelaars, locatie voor bruiloften, uitvoeringen en koopdagen en met de kermis het thuishonk van de ringrijders. “Ie zit bie Boordje”, als dat werd gezegd, wist je het wel.

Het oude Koffiehuis doorstond het inferno van 1944, zij het niet onbeschadigd en bleef goeddeels vrij van zeewater. Boordje lapte alles provisorisch op en direct nadat de dijk dicht was, heropende hij zijn zaak. Maar dat was van korte duur. Het café moest plaatsmaken voor het geplande marktplein en, zoals later bleek, voor het nieuwe stadhuis. In mei 1948 werd een fonkelnieuw Koffiehuis geopend, aan de Markt, iets noordelijk van het oude café. Een grote gelagkamer met een dansvloer en een toog, gastenkamers op de verdieping, twee toegangen, twee kachels, moderne toiletten en een inpandige kasteleinswoning. Boordje Westerbeke had naast het café ook nog een fiets-, auto-, garage, benzine en taxiebedrijf; een multibedrijf dat een groot deel van de gevelwanden van Markt en Papestraat besloeg.

De horecapoot liet Boord over aan zijn zoon Janis (Jôôs) en diens vrouw Kornelia (Kee) Verhulst. Als kort na de opening, met de kermis, kreeg het nieuwe etablissement zijn vuurdoop. Een loze guit liet de aap van kermisman De Kaeke in de zaal los. Het beest slingerde aan de lampen en klom in de nieuwe gordijnen, tot afgrijzen van Jôôs, die zijn nieuwe spullen naar de ratsmodee zag gaan. In 1953 werd na lang gepalaver besloten dat op de plaats van het oude café en voor de neus van het nieuwe het gemeentehuis moest komen. Een twijfelachtige stedenbouwkundige keuze. Krap bemeten en het Koffiehuis werd onopvallend voor passanten. Voorlopig leed de klandizie er niet onder. Het was en bleef een veel bezocht dorpscafé, waar altijd wel wat te doen was. Fietsenrekken van Hero Perl en Oranjeboom Bier heetten je een verfrissend welkom.

2e jeugd Na het overlijden van Janis in 1959 bleef Kee in ’t café maar in mei 1962 kwamen Joost en Johanna ((Wanne) Cijsouw. Vanaf dat moment beleefde het Koffiehuis zijn tweede jeugd. De sixties kwamen ook in Westkapelle tot ontbranding. Het café kreeg een jukebox en een grote rondlopende bar. Het werd in feite een disco en een trekpleister voor de talrijke jeugdige toeristen van de campings. Achter het gemeentehuis stond het ‘s zomers avond aan avond volgestouwd met Puchs en Kreidlers en ook een paar Berini’s M21. Door de openstaande ramen denderde Sam the Sham doorlopend zijn Wooly Bully over de Markt. Aan het plafond draaide een flonkerende zilveren kogel, die zorgde voor frivole, caleidoscopische lichteffecten en op de dansvloer een losbandig kluwen van hete babyboomers. Ook voor de Westkappelse jeugd was Het Koffiehuis the place to be. In het Kasteel wilde je toen niet gezien worden, dat was een seniorencafé met alles wat daar bij hoorde. Voor het kasteleinspaar was het een hectisch bestaan.

In 1971 hielden Joost en Wanne het voor gezien en in hun plaats kwamen Piet en Suzie Huibregtse. Altijd feest en na sluitingstijd werd het gelag voortgezet in de keuken. In 1976 kwamen Sjaak en Joke Mekes. Het heftige van de jaren 60 was toen al wat geluwd door de komst van andere jeugdbars als De Schuur en de Hooizolder. Maar het bleef een drukbeklant café, vooral ook op zondag na de voetbalwedstrijd, met levende muziek tijdens hoogtijdagen. De discosfeer bleef erin met Miss You van the Stones veel gedraaid op de jukebox.

De neergang Sjaak en Joke verlieten het Koffiehuis in 1988. Gebrekkig onderhoud en de gedateerde entourage lieten zich toen al gelden. Het café was toen nog steeds in eigendom van de familie Westerbeke, in de personen van Adriana Westerbeke, dochter van Janis, en haar echtgenoot Rob van Hoepen. Hun zoon, Rudi van Hoepen, kwam in de zaak maar hield het niet lang vol. Een reeks goedwillende maar gemankeerde horecaffers volgde. Aan alles in en aan het café moest nodig wat gedaan worden maar dat gebeurde niet. Vooral de toiletten waren rampzalig, zeker als het druk was. Nu had zelfs Bokito weinig schade kunnen toebrengen. Veel Westkappelaars en toeristen lieten de zaak links liggen en iedereen kon zien dat het bergafwaarts ging. De laatste kastelein die de glazendoek in de spoelbak gooide, was Jo “Nono” Verhagen.

En wat nu? Nu staat een grijze Westkappelaar, met trek in een biertje en de charme van een schone waardin, op de hardstenen stoep van het Koffiehuis en leest op raambiljetten dat je het kunt huren als je een nulzesnummer belt. Mijmerend en stil neuriet hij voor zich heen en uit een autoradio priemt het hoge stemgeluid van Neil Young: Helpless, helpless helpless, the chains are locked across the door. Het Koffiehuis zelf zingt bijna onhoorbaar zijn zwanenzang. En in de verte blaft een hond.

Onontkoombare ode aan ’t Koffiehuis (Rob 24 april 2015)

“Het Koffiehuis ademt zwaar en moedeloos. Daar staat het nu, in de schaduw van het gemeentehuis, verscholen, verveloos en verlaten, geen waard en geen gasten. Een Palmbier- reclame veinst gastvrijheid. Maar maanden geleden sloot het horecabedrijf in het dorpshart zijn deuren. Onvoorstelbaar eigenlijk” Zo begint Jan Kaland’s prachtige “Klaaglied om ’t Koffiehuis” en daar werd ik wel even stil van. Vrijwel tegelijkertijd besloot ik dat een ode aan ’t Koffiehuis voor mij onontkoombaar was – het is toch onbestaanbaar dat een zaak met zo’n rijke geschiedenis niet langer bestaat. De geschiedenis begint als Bart Dikstaal in 1801 een voormalig koetshuis aan de Markt koopt en er een koffiehuis in opent. Dikstaal had, als voormalig eigenaar van het Kasteel van Batavia, ervaring in gastheerschap dus het feest kon beginnen – het feest dat door de eeuwen heen in Westkapelle vooral tijdens de kermis gevierd wordt.

We pakken de draad weer op op 1 december 1927 als Willeboord Westerbeke (Boordje de Kroeper) en Pieternella Brasser (Piete Semijn) hun intrede in de zaak doen. Willem “de Redder” Gabriëlse schrijft in zijn ’T oude Westkappelse leefpatroon dat de opslagplaats van ’t Koffiehuis tijdens de kermis dienst deed als bierkot voor de ringrijders die men steeds vaker “Wij slapen vannacht in ’t bierkot, in ’t bierkot bij de geit” kon horen zingen naarmate er meer van de sukerkom werd gesnoept. Boordje de Kroeper moest in 1944 de oorlogsschade die ’t Koffiehuis had opgelopen repareren, wat hij ook, zij het provisorisch, deed en ging nadat de dijk dicht was weer open. Maar dat was buiten de waard gerekend, omdat het pand geslecht werd voor de aanleg van het marktplein en, zo bleek later, het nieuwe stadhuis. In 1948 heropende hij echter een splinternieuw Koffiehuis aan de Markt, maar Boordje liet de zaak over aan zoon Jôôs en schoondochter Kee Verhulst – zelf richtte hij zich op zijn garage, benzine-, auto-, fietsen- en taxibedrijf. Een hele mond vol, maar vooruit met de geit – de vooruitziende blik van Boordje zag dat het goed was.

Na Jôôs en Kee kwamen achtereenvolgens Joost en Wanne Cijsouw, Piet en Suzie Huibregtse en Sjaak en Joke Mekes in de zaak. ’t Koffiehuis was nog steeds eigendom van de familie Westebeke in de persoon van Jôôs’ dochter Adriana en echtgenoot Rob van Hoepen die echter in ’t Raedthuijs zaten en daar de handen vol aan hadden. Hun zoon Rudi zat nog even in ’t Koffiehuis, maar dat was slechts van korte duur. Jan Kaland schrijft in zijn klaaglied dat er daarna “een reeks goedwillende maar gemankeerde horecaffers volgde”, maar dat het achterstallig onderhoud groeide tot de zaak in 2013 de deuren sloot. Jan schrijft in zijn laatste regels: “Nu staat een grijze Westkappelaar, met trek in een biertje en de charme van een schone waardin, op de hardstenen stoep van het Koffiehuis en leest op raambiljetten dat je het kunt huren als je een 06-nummer belt.” Ik hoop dat er snel iemand belt en het klaaglied van een happy end voorziet.

't oude Westkappelse leefpatroon

Willem Gabriëlse vertelt in zijn onvolprezen boek 'T oude Westkappelse leefpatroon het volgende over Het Koffiehuis:

"Hier huisvestten zich de ringrijders, die op de kermis de ring staken. Bij de herberg bevond zich een opslagplaats voor alle benodigdheden. In de vroege morgen van de kermis-zaterdag gingen de wijde deuren open en werd de naam 'bierkot' aangenomen. Voor zeven uur 's morgens werd daar de suikerkom klaar gemaakt. Evenals bij het rol opmaken van de gaaischieters in Batavia waar altijd dezelfde persoon gereed stond om twee liter jenever in ontvangst te nemen, evenzo was het bij de ringrijders steeds dezelfde man, die met de suikerkom rondging. Voor en tijdens het begin van het ringrijden ging de suikerkom (een grote schaal jenever met fruit) van man tot man onder alle toeschouwers. Hiermee was het festijn geopend. Het bierkot had voornamelijk in de morgenuren een zeer drukke klandizie. Op de kermis zongen de feestgangers dikwijls specifieke kermisliedjes. Hoorde men bij het gaaischieten 'Schiet de kogels dat ze rollen', zo kon men bij het ringrijden nogal eens horen: 'Wij slapen vannacht in 't bierkot, in 't bierkot bij de geit'.

Externe links

Bronnen